Beschouwen

Literatuur
Waarnemen en beleven van kunstwerken is heel persoonlijk. Wat doet het kunstwerk met het kind? Maakt het je aan het lachen, maakt het je nieuwsgierig, of juist verdrietig? Roept het kunstwerk associaties en herinneringen op? Prikkelt de verbeelding van kinderen? Door samen met de kinderen naar een kunstwerk te kijken en er samen over te praten, probeer je woorden te geven aan wat je ziet en ervaart. Je zoekt naar een betekenis: wat is het dat maakt dat ik bijvoorbeeld verdrietig of blij van een kunstwerk word? Praten over kunstwerken helpt om grip te krijgen op dat proces van betekenis geven en door met elkaar over ervaringen en interpretaties te praten, worden die betekenissen steeds rijker. Je ontdekt bijvoorbeeld dat andere kinderen niet altijd hetzelfde zien als jij en er soms ook anders over denken. Kinderen hoeven, voordat je begint met het kunstbeschouwingsgesprek, niet veel te weten over kunst. Het is belangrijker dat je als leraar kinderen helpt om zich open te stellen voor wat kunst met hen doet. Door gesprekken te voeren en samen met de kinderen te zoeken naar antwoorden op vragen. Als je hun interesse weet te prikkelen ontwikkelen de kinderen spelenderwijs ook kennis over kunst. Ze worden nieuwsgieriger en gaan vaker op onderzoek uit. (Gemeente Hardenberg, 2018)
Het beschouwen van kunst en vormgeving maakt deel uit van beeldend onderwijs en is een bron van informatie en inspiratie. Wanneer kinderen beschouwen onderzoeken ze de visuele informatie. Beschouwen is een proces van ervaren, interpreteren en analyseren. Door eigen werk, of dat van een ander te beschouwen, kan dit de maker een impuls geven om een nieuw proces te beginnen. (Tuinen, 2015)
Kijken naar kunst met kinderen
Kennis van bepaalde termen, de ‘beeldaspecten’, maakt het gemakkelijker om te praten over kunst. Die termen moet je leren. Jonge kinderen moeten daarmee niet te veel worden lastiggevallen. Toch is het mogelijk om tijdens het praten over de kunstwerken een paar beeldaspecten onnadrukkelijk aan te reiken, zoals bijvoorbeeld vorm, kleur, compositie, licht, donker, schaduw en huid (textuur). Alle zintuigen van jonge kinderen spelen bij het kijken een belangrijke rol en zijn in de totale ervaring bijna niet van elkaar los te koppelen. De associatieve reacties en deze zintuiglijke ervaringen geven de kinderen de mogelijkheid hun indrukken (zowel in woorden, geluiden als bewegingen) weer te geven. Bij het kijken naar het kunstwerk doet u er goed aan veel ruimte te geven aan deze reacties. U speelt daarbij als leerkracht een grote rol. Stel vragen, trek soms antwoorden in twijfel, stimuleer de leerlingen om te vertellen en luister naar hen. Schrijf, als het mogelijk is, hun reacties op, zodat ze later, in de verwerkingsles, gebruikt kunnen worden.
Werkvorm: het kringgesprek
Het kringgesprek is de ideale werkvorm voor kunstbeschouwing. Kinderen leren door naar elkaar te luisteren hoe je aan een kunstwerk betekenis kunt geven. Ze leren te interpreteren en eventueel om zich een eigen mening te vormen. Probeer kinderen met elkaar in gesprek te brengen. Stel prikkelende vragen, maak nieuwsgierig en stimuleer hen om goed te kijken, te associëren en te vertellen wat ze zien. Heel belangrijk hierbij is de wijze van vragen stellen.
Open en gesloten vragen
U heeft de keuze uit ‘open’ en ‘gesloten’ vragen. Op gesloten vragen is maar één antwoord mogelijk. Het gaat dan vaak om een kennisvraag. Het antwoord is goed of fout. Voorbeeld: Waar is dit beeld van gemaakt? Een open vraag is: Hoe zou dit beeld kunnen heten? Alle antwoorden bij zo’n open vraag zijn goed. Het gaat om de eigen interpretatie van de kinderen. Zelfs als de kunstenaar het beeld een titel heeft gegeven, zijn alle ideeën voor titels mogelijk. Vertellen wat je ziet Bij het beschouwen van een kunstwerk gaat het niet alleen om het geven van goede antwoorden. Belangrijker is dat kinderen proberen te vertellen hoe ze tot hun antwoord komen. Het is daarom noodzakelijk om door te vragen: Waarom denk je dat? of Waaraan zie je dat?
Doorvragen
Voor jonge kinderen is het moeilijk de juiste woorden voor begrippen en gevoelens te vinden. Door er steeds verschillende vragen over te stellen, leren ze hun ervaringen beter onder woorden te brengen.
De vijf kernvragen
Hieronder vindt u de vijf vragen die in ieder kunstbeschouwend gesprek aan de orde zouden moeten komen. De vragen worden echter zelden precies zo gesteld als ze hier staan. Het is beter ze steeds aan te passen aan de specifieke eigenschappen van het kunstwerk.
- Wat is je eerste indruk? Stel open vragen, zoals: Wie wil wat vertellen over dit beeld? Waar doet dit beeld je aan denken? Heb je eerder zoiets gezien? Geef kinderen de kans spontaan te reageren, maar ga er nog niet te diep op in.
- Wat zie je? Vraag kinderen te beschrijven wat ze zien: Wat stelt het werk voor? Welke kleuren zie je? Wat kun je vertellen over de vormen? Hoe is het gemaakt?
- Wat betekent het? Deze kernvraag zoals hierboven geformuleerd is te moeilijk voor kinderen. Pas de vraag daarom aan en vraag bijvoorbeeld: Wat gebeurt er precies? of Wat zal er gebeuren? Waar doet het je aan denken? Zou dit in het echt ook zo zijn? Wat wil de maker met dit werk vertellen?
- Hoe weet je dat? Leid hierbij de associaties van de kinderen weer terug naar het kunstwerk.
- Wat vind je van dit kunstwerk? De laatste, afrondende vraag (die in werkelijkheid vaak – onterecht – als eerste beantwoord wordt). In de praktijk zullen de vragen over wat je ziet en wat het betekent vaak niet zo strikt gescheiden zijn. Zowel kinderen als volwassenen hebben bij het kijken naar een schilderij of beeld spontaan de neiging om steeds te pendelen tussen oordelen, beschrijven en interpreteren.(Kunst Centraal, 2018)
Onderzoek
Vanuit de praktijk heb ik gezien dat er aan het beschouwen van kunst vrijwel geen aandacht wordt besteed. Wanneer er tussen de lessen door eens een kunstwerk of beeld verschijnt, worden hier weinig vragen over gesteld. Dit geeft mij zo mijn bedenkingen of leerlingen wel kritisch kijken naar kunst. Kunnen leerlingen zelf kritisch kijken naar kunst, of hebben ze hierbij een steuntje in de rug nodig en moet hier toch wel extra aandacht aan besteed worden?
Om hier achter te kunnen komen het ik het volgende onderzoek opgezet. Ik kies vier verschillende leerlingen uit de klas. Twee leerlingen uit groep 5 en twee leerlingen uit groep 6, twee jongens en twee meisje. Op die manier heb ik een heterogene groep op gebied van kennis en geslacht. Hiermee hoop ik mijn onderzoeksvraag met een zo betrouwbaar mogelijke conclusie te kunnen beantwoorden.
Om de beurt neem ik één leerling mee naar een lokaal. Deze leerling krijgt van mij een willekeurig kunstwerk te zien. De eerste keer dat ze het kunstwerk zien stel ik vrijwel geen vragen. Ik laat zoveel mogelijk vanuit het kind zelf komen. Nadat ze klaar zijn met het bestuderen van dit kunstwerk, laat ik ze een ander willekeurig kunstwerk zien. Echter stel ik deze keer wél vragen, vragen die volgens de theorie van Kunst Centraal een kunst beschouwend gesprek aan de orde zouden laten komen.
Kijken de leerlingen nu kritischer naar kunst of maakt dit vrijwel geen verschil?
Uiteindelijk vergelijk ik de reacties van de vier leerlingen. Dit doe ik door ze alle vier te filmen, en de filmpjes naast elkaar te zetten.
Zie hieronder het resultaat van mijn onderzoek.
Conclusie
Bij de beelden waarbij ik de leerlingen alleen vraag naar het kunstwerk te kijken en te vertellen wat ze zien, valt het op dat ze hier vaak maar één antwoord op geven. Daar schrok ik best wel van, juist omdat kinderen vaak ontzettend creatief zijn. Slechts één leerling gaat er iets langer op door.
Wanneer ik de leerlingen een ander kunstwerk laat zien en hier wel vragen bij stel, merk je aan de antwoorden van de leerlingen dat ze naar hele andere dingen van het werk gaan kijken. Waar de ene leerling sterrennacht door Vincent van Gogh alleen eng vind (zonder dat ik diepgaande vragen stel), ziet een andere leerling er een tsunami in en heeft hij het over gaten die iets opzuigen (hierbij stel ik wel vragen over het werk) .
Wanneer er geen vragen worden gesteld aan de leerlingen over het werk, krijgt zo’n kunstwerk voor de leerling weinig betekenis. Een kunstwerk is alleen mooi of eng of iets dergelijks. Wanneer er verschillende vragen gesteld worden beginnen de leerlingen pas te kijken naar de details van een kunstwerk. Hieruit kan ik concluderen dat leerlingen daadwerkelijk kritischer gaan kijken naar kunst door ze als leerkracht steeds verschillende vragen te stellen over het werk en dat het verschil tussen het wel en niet stellen van vragen ontzettend groot is.
Nu heb ik tijdens mijn onderzoek leerlingen apart genomen, maar het mooiste zou zijn om dit klassikaal te doen. In zo’n geval zouden de leerlingen de verschillende meningen met elkaar kunnen vergelijken. Hierbij zal waarschijnlijk naar voren komen dat iedereen heel anders kijkt naar een bepaald kunstwerk. Leerlingen leren interpreten en leren een eigen mening te vormen. Dit wil ik dan ook graag gaan toepassen in mijn ideale tekenles 2.0.
Bibliografie
Gemeente Hardenberg. (2018, April 7). Kunstroute. Opgehaald van Hardenberg: https://www.hardenberg.nl/inwoners/inwoners-vervolg/kunst-cultuur-en-recreatie/kunstinhardenberg/kunstroute.html
Kunst Centraal. (2018, April 3). KUNST IN DE KLAS: STUKJES EN BEETJES – FATA MORGANA. Opgehaald van www.leerkrachten.kunstcentraal.nl: https://leerkrachten.kunstcentraal.nl/lesmateriaal/kunst-in-de-klas-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-kik-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-de-bilt/beeld-geluid-kik-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-de-bilt/
Tuinen, S. v. (2015, Mei 20). Beeldend. Opgehaald van SLO leerplankader kunstzinnige oriëntatie: http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijnen/kunstzinnige-vakdisciplines-en-cultureel-erfgoed/beeldend
Iris Groeneveld
Maak jouw eigen website met JouwWeb