Verantwoording

Beschouwen Iris

Visualiseren Dionne

Hoofd

Het beschouwen van kunst en vormgeving maakt deel uit van beeldend onderwijs en is een bron van informatie en inspiratie. Wanneer kinderen beschouwen, onderzoeken ze de visuele informatie. Beschouwen is een proces van ervaren, interpreteren en analyseren. Door eigen werk, of dat van een ander te beschouwen, kan dit de maker een impuls geven om een nieuw proces te beginnen. (Tuinen, 2015)

 

Dit korte stukje tekst heeft mij aan het denken gezet. Het geeft aan dat het beschouwen van kunst een bron is voor informatie en inspiratie. Dit spreekt mij aan omdat dit eigenlijk precies is wat ik met de leerlingen wil gaan bereiken in mijn ideale tekenles. Ik wil ze gaan inspireren. Vanuit de praktijk weet ik dat leerlingen geïnspireerd worden door een aantal plaatjes te laten zien, hier wordt niet veel verder dan dat op in gegaan. Als ik mezelf dan afvraag of de kinderen écht geïnspireerd zijn door het kijken naar een paar plaatjes of voorbeeld, dan is mijn antwoord daarop nee. Dit moet anders kunnen. Om deze reden ben ik verder opzoek gegaan. Hoe kan ik die leerlingen dan inspireren vroeg ik mij af.

Ik ben op een artikel uitgekomen van Kunst Centraal waarbij vooral de nadruk werd gelegd op vrij kernvragen. Hierbij vroeg ik mij dan weer af, zou dit echt verschil maken? Hierop heb ik mijn onderzoek gebaseerd en ben ik aan de slag gegaan. Na het uitvoeren van mijn onderzoek ben ik er achter gekomen dat deze vragen wel degelijk verschil maken en een grote meerwaarde hebben voor het beschouwen van kunst.

 

Hart

De vijf kernvragen

Hieronder vindt u de vijf vragen die in ieder kunstbeschouwend gesprek aan de orde zouden moeten komen. De vragen worden echter zelden precies zo gesteld als ze hier staan. Het is beter ze steeds aan te passen aan de specifieke eigenschappen van het kunstwerk.

  1. Wat is je eerste indruk? Stel open vragen, zoals: Wie wil wat vertellen over dit beeld? Waar doet dit beeld je aan denken? Heb je eerder zoiets gezien? Geef kinderen de kans spontaan te reageren, maar ga er nog niet te diep op in.
  2. Wat zie je? Vraag kinderen te beschrijven wat ze zien: Wat stelt het werk voor? Welke kleuren zie je? Wat kun je vertellen over de vormen? Hoe is het gemaakt?
  3. Wat betekent het? Deze kernvraag zoals hierboven geformuleerd is te moeilijk voor kinderen. Pas de vraag daarom aan en vraag bijvoorbeeld: Wat gebeurt er precies? of Wat zal er gebeuren? Waar doet het je aan denken? Zou dit in het echt ook zo zijn? Wat wil de maker met dit werk vertellen?
  4. Hoe weet je dat? Leid hierbij de associaties van de kinderen weer terug naar het kunstwerk.
  5. Wat vind je van dit kunstwerk? De laatste, afrondende vraag (die in werkelijkheid vaak – onterecht – als eerste beantwoord wordt). In de praktijk zullen de vragen over wat je ziet en wat het betekent vaak niet zo strikt gescheiden zijn. Zowel kinderen als volwassenen hebben bij het kijken naar een schilderij of beeld spontaan de neiging om steeds te pendelen tussen oordelen, beschrijven en interpreteren.(Kunst Centraal, 2018)

 

Voordat ik begon aan deze opdracht ben ik mij er nooit bewust van geweest dat kunst beschouwen op een bepaalde manier kan. In de praktijk wordt dit vrijwel niet gedaan. Wanneer dit gedaan wordt, dan wordt het vaak kort gehouden. Vragen als: “Wat vind je er van?” worden gesteld, en daar blijft het vaak bij. Ik heb er ook nooit bij stil gestaan hoe je dit moet doen en op welke manier je veel uit kinderen kunt halen.

Na het verzamelen van theorie op het gebied van beschouwen sprak bovenstaande theorie mij aan. Hierbij worden gerichte vragen gesteld die je zelf kunt aanpassen aan een kunstwerk. Na dit gelezen te hebben viel me op dat het in de praktijk vrijwel nooit zo gaat. Waarom dan? Vroeg ik me af. Om die reden ben ik gaan bekijken wat de verschillen zijn en of deze vragen wel meerwaarde hebben.

Achteraf gezien hebben die vragen zelfs ontzettend veel meerwaarde, meer dan mijn verwachting was. Ik ben dan ook van mening dat leerkrachten hier meer aandacht aan moeten besteden. Het is weinig voorbereidingswerk, en makkelijk toe te voegen aan een les.

 

Handen

Om erachter te komen op welke manier kinderen kunst beschouwen heb ik een onderzoek uitgevoerd. Hiervoor heb ik vier kinderen een kunstwerk laten zien en heb ik ze laten vertellen wat ze zien. De ene keer stelde ik daar wel gerichte vragen bij, de andere keer niet. Ik ben er achter gekomen dat het ontzettend van meerwaarde is om kinderen gerichte vragen te stellen bij het beschouwen van kunst. Kinderen zijn creatief, je verwacht snel dat ze wel vertellen wat ze denken. Door alleen naar een plaatje te kijken komen ze alleen lang niet zover dan wanneer je als leerkracht gericht vragen stelt. Om deze reden heb ik dan ook in mijn ideale tekenles 2.0 met name in de inleiding de nadruk gelegd op het stellen van die vijf kernvragen. Dit doe ik in de inleiding omdat ik leerlingen wil inspireren. Door een kunstwerk te laten zien en geen voorbeeld van iets, verwacht ik dat uiteindelijk toch ieder kind met een ander resultaat zal komen. De reden hiervoor is dat iedereen iets anders ziet in kunst. Door er bewust naar te kijken en over na te denken ga je er steeds meer in zien. In de afsluiting bespreek ik nog kort een aantal resultaten van de leerlingen. Ook hierbij maak ik gebruik van de vijf kernvragen, alleen dan in het kort. Ook hier hoop ik naar voren te laten komen dat de ene leerling iets anders kan zien in je werk dan dat je zelf in gedachten had. En het mooiste daaraan vind ik dat niemand een fout antwoord kan geven.

 

Stamgroep

De samenwerking in de stamgroep vond ik erg prettig. We zaten allemaal op dezelfde lijn waardoor we er al snel uit waren dat we een website zouden maken. 

We hebben voor ons eigen gebied informatie verzameld en onderzoeken uitgevoerd. Deze informatie hebben we daarna met elkaar uitgewisseld. Met de conclusies van onze onderzoeken en onze verzamelde theorie zijn we samen gekomen tot onze ideale tekenles 2.0.

 

Expertgroep

De samenwerking in de expertgroep is ook goed verlopen. De eerste les zijn we meteen begonnen met het maken van een woordweb bij het onderdeel beschouwen. Hier kwamen veel dingen uit en hebben we onderwerpen opgedeeld. Met deze onderwerpen heeft iedereen gezocht naar theorie. Deze theorie hebben we uitgewisseld. Achteraf bleek dat de ene theorie meer bruikbaar was dan het andere, dus het een en ander is ook weer geschrapt. Bij het opzetten van het onderzoek hadden we wat opstart problemen, maar uiteindelijk zijn we allemaal tot een mooi onderzoek gekomen met een conclusie waarmee we aan de slag konden. 

 

Uitgevoerde onderzoek

In de expertgroep hadden we bedacht de kinderen verschillende kunstwerken te laten zien. Waar je bij dit onderzoek de nadruk op zou leggen, is voor iedereen net iets anders. Ik vond het zelf belangrijk hoe ik kinderen kon inspireren en heb me daarom gericht op het stellen van de kernvragen. Anderen hebben bijvoorbeeld gekeken naar de verschillende brillen van Parsons en gekeken op welk niveau de leerlingen zaten. Ik vond dat persoonlijk ook interessant, maar vond het lastig om daar iets mee te kunnen doen voor mijn ideale tekenles. Vandaar dat ik hierbij voor iets anders heb gekozen. 

 

Persoonlijke ontwikkeling

Ik ben er na deze opdracht qua kennis en ervaring zeker op vooruit gegaan. Ik dacht wel genoeg te weten over de onderwerpen, maar ik ben erachter gekomen dat er toch nog heel wat te leren valt. Met name op het gebied van beschouwing weet ik nu hoe ik dit zelf in de praktijk wil gaan vormgeven. Doordat we in de klas ook presentaties hebben gehouden van ieder gebied, heb ik op elk gebied wel iets geleerd. Al deze voorbeelden wil ik zelf dan ook meenemen naar de praktijk zodat ik de kinderen betere 

 

Bibliografie

Kunst Centraal. (2018, April 3). KUNST IN DE KLAS: STUKJES EN BEETJES – FATA MORGANA. Opgehaald van www.leerkrachten.kunstcentraal.nl: https://leerkrachten.kunstcentraal.nl/lesmateriaal/kunst-in-de-klas-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-kik-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-de-bilt/beeld-geluid-kik-stukjes-en-beetjes-fata-morgana-de-bilt/

Tuinen, S. v. (2015, Mei 20). Beeldend. Opgehaald van SLO leerplankader kunstzinnige oriëntatie: http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijnen/kunstzinnige-vakdisciplines-en-cultureel-erfgoed/beeldend

 

Hoofd

Er zijn drie hoofdredenen om te visualiseren: om mensen te prikkelen, om ideeën te genereren en om ideeën over te brengen. Beelden kunnen een universeel startpunt zijn voor een idee. Door met beelden te werken trek je aandacht, ontstaan associaties en worden emoties opgeroepen in een bepaalde sfeer. Hierdoor worden denkprocessen in gang gezet die aanleiding geven om in beelden te denken. Hiervan kan goed gebruik gemaakt worden aan het begin van een creatief proces (Hickmann, 2013). We hebben een onderzoek uitgevoerd op stage en tijdens dat onderzoek zijn we erachter gekomen dat leerlingen beter kunnen visualiseren als ze aandachtig luisteren. Als de leerlingen de ogen dicht doen kunnen ze nog beter beelden bedenken in hun hoofd. Dit geldt niet voor alle leerlingen, maar voor de meeste leerlingen helpt dit wel. Als je wilt dat leerlingen iets precies natekenen dat moet je ze veel details vertellen. Wil je de creativiteit en fantasie stimuleren dan moet je weinig details vertellen maar wel een aantal richtlijnen geven. Een tekenopdracht moet dus ook binnen een bepaald kader passen, zodat de leerlingen in hun hoofd een beeld kunnen vormen.

 

Hart

De leerlingen vormen zelf een beeld bij een verhaal dat wordt vertelt. Voor ieder kind is dat een ander beeld en er zijn dus ook geen foute beelden die ze kunnen maken in hun hoofd. Elk kind is uniek en denkt ook na op een andere manier. De leerlingen denken vaak vanuit eigen drijven, passie en talenten. Doordat de leerlingen van te voren al kunnen nadenken over het werk dat ze gaan maken, kunnen ze direct starten met tekenen. Voor leerlingen die het moeilijk vinden om iets creatiefs te bedenken kan het lastig zijn om zonder goed te visualiseren al te moeten beginnen met een opdracht. Dat is weer negatief voor hun zelfvertrouwen.

 

Handen

Als de leerlingen een goed beeld hebben gevormd gaan ze over tot actie en proberen ze dat beeld op papier te krijgen. Ze gaan het beeld in hun hoofd tekenen. De creativiteit in hun hoofd moeten ze kwijt op papier. Doordat de leerlingen ook creatief bezig kunnen gaan, kunnen ze laten zien welk beeld iedereen bij het verhaal heeft en zo zien ze dat er veel verschillende beelden zijn.

 

Stamgroep

De samenwerking met de stamgroep ging erg goed. We hebben duidelijk afspraken gemaakt over de verdeling van de taken, de uitwerking en de ideale tekenles. Ook hebben we duidelijk afgesproken op welke datum alles klaar moet zijn, zodat we het op tijd kunnen inleveren. 

We hebben samen bedacht om een website te maken. Iedereen moet zijn/haar eigen teksten en onderzoek op de website zetten. Verder hebben we de ideale tekenles samen bedacht en iedereen kon zijn/haar eigen mening geven en die werd dan ook meegenomen. Al met al een fijne samenwerking dus. 

 

Expertgroep

Iedereen had voor zichzelf theorie opgezocht voor het onderdeel visualiseren. We kwamen er al snel achter dat bijna iedereen dezelfde theorie had gevonden en die theorie hebben we dan ook samengevoegd. Verder hebben we in de lessen onderzoeksvragen opgesteld en een onderzoek opgesteld. Sommige studenten hebben samen de Powerpoint voor de presentatie gemaakt en de leerlingen die nog minder hadden gedaan hebben de presentatie gegeven. Zodat toch iedereen ongeveer evenveel heeft gedaan. 

 

Uitgevoerde onderzoek

Samen met de expertgroep hebben we twee verschillende onderzoeken bedacht. Voor deze onderzoeken waren de teksten nodig die voorgelezen moesten worden. Tijdens de les hebben we deze teksten samen gemaakt. Die teksten werden netjes naar elkaar doorgestuurd. In de les hadden we overlegt wie welk onderzoek zou gaan uitvoeren. Omdat er iemand ziek is geweest heeft zij het niet kunnen uitvoeren, maar de rest van de groep heeft alles uitgevoerd. Tijdens de laatste les zijn al die onderzoeken weer samengebracht en bestudeerd. Uit die resultaten is met de expertgroep een conclusie getrokken. De resultaten waren erg duidelijk dus het was niet moeilijk om een conclusie te trekken uit die resultaten. Ik vond het leuk om een onderzoek uit te voeren met betrekking tot tekenen. Dit omdat je dat niet snel doet en omdat ik tot nieuwe inzichten ben gekomen. 

 

Persoonlijke ontwikkeling

Voor afgaand aan het onderzoek vond ik het lastig om het precieze doel van de opdracht te herkennen. De onderwerpen leken mij erg vanzelfsprekend. Ik ben erachter gekomen dat ik toch nog erg weinig wist over de verschillende onderwerpen.  Dit geldt helemaal voor visualiseren omdat ik daar nu veel nieuwe dingen over heb geleerd. Tijdens mijn eerdere tekenlessen heb ik nooit zo erg gelet op het visualiseren en kregen de leerlingen daar niet zo veel tijd voor. Als ik nu een tekenles zou gaan geven dan zou ik samen met de leerlingen gaan visualiseren en zou ik de leerlingen ruimte en tijd geven om na te denken over het product dat ze gaan maken. Ik vond het ook altijd lastig om een goede tekenles te maken maar door deze opdracht kan ik dat nu een stuk beter. Ik weet welke onderdelen belangrijk zijn voor het maken van een tekenles en ik zou die onderdelen de volgende les dan ook zeker toepassen.

 

Bibliografie

Hickmann, F. (2013, juni 11). Effectief visualiseren: ideeën prikkelen, genereren en overbrengen.

 

Creatief denken Linda

21st Century Skills Pim

Hoofd

In de middenbouw hebben de leerlingen nog een goed vermogen om tot vernieuwing te komen. Echter is het probleemoplossend denken en het vermogen om te creëren toegenomen. De leerlingen worden vaardiger met de omgang van materiaal. Dit resulteert in een beter creërend vermogen. Leerlingen uit de middenbouw zijn een omslag van onder naar bovenbouw. Ze hebben, vanuit de praktijk gezien, een redelijk probleemoplossend, vernieuwend en creërend vermogen maar van geen van allen is het bijzonder. (Vaan & Marell, 2012)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat enkele leerlingen die bij elkaar in hetzelfde groepje zaten, hetzelfde idee gingen tekenen. Zo kwamen er drie slakken uit het onderzoek.

Uit het onderzoek kan ik concluderen dat ik hier in de ideale tekenles scherper op mag zijn. Ik stel dit daarom als eis. 

Verder kun je uit de theorie lezen dat leerlingen vaardiger worden met de omgang van materialen. Ook in de ideale tekenles zal ik meer materialen aanbieden waar leerlingen mee te werk mogen gaan.

 

Hart

Omdat creatieve mensen ‘problemen’ vanuit verschillende invalshoeken kunnen bekijken kunnen ze succesvol worden en hebben ze vaak ook meer zelfvertrouwen; er is immers altijd een oplossing. Ze zijn minder bang, hebben lef en durven in het openbaar op te treden. Ze zetten door, al vindt hun omgeving hun idee of plan nog zo raar. 
Elk mens wordt creatief geboren. Elk kind probeert immers altijd dingen op te lossen door een – voor hem – nieuwe manier. Door de opvoeding, waarin vaak aangeleerd wordt te denken zoals iedereen denkt (dit moet je zus doen, dat moet je zo doen) gaat er een stukje creativiteit verloren. Wanneer de creatieve ontwikkeling onvoldoende gestimuleerd wordt, zal iemand steeds minder creatief worden. Hij heeft de vaardigheid om creatief te zijn niet onder de knie. Belangrijk is dus de creativiteit van kinderen te stimuleren. (Werf, z.j.)

Uit de theorie blijkt dat je leerlingen altijd moet stimuleren in hun creativiteit. Dit kun je doen door ze voldoende tijd te geven om na te denken, interesse tonen in wat het kind heeft gemaakt, voldoende materialen aan te bieden, ruimte geven om te experimenteren, etc. 

Dit ga ik inzetten in mijn ideale tekenles. Ik wil vooral leerlingen gaan complimenteren en stimuleren in het creatieve werkproces.

 

Handen

In de kern zorg ik ervoor dat de leerlingen hun creativiteit de vrije loop kunnen geven. Dit ga ik realiseren door voldoende materialen klaar te leggen en de leerlingen duidelijk te informeren over de opdracht. 

In de inleiding hebben zij een schilderij gezien, ik zorg ervoor dat dit schilderij niet meer op het digitale schoolbord staat. Zo kunnen de leerlingen dit niet overnemen.

 

Stamgroep

De samenwerkingen binnen de stamgroep verliep prima. We kwamen gemakkelijk en snel tot de conclusie om een website te maken. De taken werden verdeeld en we gingen aan de slag. We hebben een deadline afgesproken en daar heeft iedereen zich aangehouden. 

 

Expertgroep

Binnen de expertgroep hebben wij onderzoeksvragen gesteld. Iedereen heeft een onderzoeksvraag uitgewerkt en hierbij theorie gezocht. Samen hebben we onderzoekjes bedacht om uit te voeren in de stagegroepen. Helaas heeft niet iedereen het onderzoek uitgevoerd in de stagegroep waardoor een enkeling resultaten moest gaan overnemen van anderen. 

Al met al heb ik de samenwerking binnen beide groepen als prettig ervaren. Het voordeel van de stamgroep vond ik dat je zelf kunt bepalen met wie je gaat samenwerken. 

Uitgevoerde onderzoek

In de expertgroep hebben we verschillende onderzoeken bedacht. Zo was het eerste onderzoek de tekening afmaken en was het tweede onderzoek flexibel associëren.

Ik heb gekozen voor het eerste onderzoek om uit te voeren in mijn stageklas. Ik heb dit onderzoek zelf bedacht en het leek mij ontzettend leuk om uit te voeren. Het werd een groot succes! Ik vond het interessant dat een enkeling uit mijn expertgroep de opdracht ook in de onderbouw heeft afgenomen. Hierdoor kon je mooie verschillen zien. Doordat ik de opdracht heb uitgevoerd met de gehele klas kon ik duidelijk de conclusies trekken. 

Persoonlijke ontwikkeling

Ik heb mij persoonlijk zeker ontwikkeld binnen deze opdracht. Vooral wat betreft de creativiteit heb ik mij kunnen ontwikkelen. Ik kwam erachter dat er veel meer bij komt kijken dan je in eerste instantie denkt. Het onderzoek uitvoeren in de stageklas is mij het meest bijgebleven, wat kwamen er leuke en verrassende dingen uit! Dit onderzoek ga ik zeker meenemen in in mijn loopbaan en wie weet nog eens toepassen. 

Verder vond ik het interessant om ook de onderzoeken en theorie van mijn groepsgenoten uit de stamgroep te lezen. 

Leuk en interessant om op deze manier van elkaar te mogen leren.

Bibliografie

Vaan, E., & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuur onderwijs. Bossum: coutinho.

Werf, K. v. (z.j.). 20 tips om de creativiteit van kinderen te stimuleren. Opgeroepen op April 18, 2018, van Made by US: http://www.madeby-us.nl/index.php/blogs/20-tips-om-de-creativiteit-van-kinderen-te-stimuleren/

Hoofd

Volgens Ken Kay (Kay, 2011) is het de bedoeling dat de 21st Century Skills een uitbreiding zijn op de lesstof die je aanbiedt, en juist geen vervanging daarvan. De Skills geven een verdieping aan de les die je geeft, door het vanuit meerdere perspectieven te bevorderen.

Dit wil ik ook toepassen in mijn les. De Skills moeten geen vervanging zijn van de lesstof die ik wil aanbieden, maar ze moet mij juist helpen mijn doel beter te bereiken. 

Uit het onderzoek kun je ook de volgende conclusie halen; de vaardigheden kritisch denken, communicatie, samenwerken en creativiteit zijn erg belangrijk geworden de laatste jaren. Van deze vier belangrijke vaardigheden wil ik er twee toepassen in mijn les, namelijk kritisch denken en communicatie.

Hart

Uit ervaring kan ik spreken dat kinderen enorm genieten van de kunst-oriënterende vakken op de basisschool. Het zijn de vakken waar kinderen zich kunnen uitten op een expressieve manier, door bijvoorbeeld te werken met verf of klei. 

Ik wil hier dan ook gebruik van maken. Ik wil dat de kinderen bezig gaan met het uitten van hun gevoelens tijdens het maken van de opdracht. 

Handen

Ik zorg er tijdens de les voor dat de kinderen meervoudig in contact komen met de 21st Century Skills. Zo moeten ze communiceren, kritisch denken en zelfregulering toepassen binnen de les. Daarnaast vind ik het belangrijk dat de kinderen sociale en culturele vaardigheden ontwikkelen; ze gaan na de les gezamenlijk reflecteren op het werk wat ze geleverd hebben en op het werkproces van die les.

Stamgroep

De samenwerking binnen de stamgroep is erg prettig verlopen. We hebben niet bijzonder veel contact gehad totdat we bezig moesten met ons eindproduct, maar die fase is goed verlopen. De rollen waren snel duidelijk en iedereen wist al gauw wat hij/zij moest doen.

Expertgroep

Binnen mijn expertgroep heb ik meer moeten samenwerken. Ik heb deze samenwerking als prettig ervaren. We hebben een planning gemaakt, waar iedereen tevreden mee was. Daarnaast hebben we rollen verdeeld, zoals het zoeken naar theorie en het bedenken van onderzoekjes. 

Uitgevoerde onderzoek

Binnen de expertgroep hebben we verschillende onderzoekjes opgesteld om de 21st Century Skills te onderzoeken. Hieruit zijn een vijftal onderzoekjes gekomen (zie 21st Century Skills). Ik heb het onderzoek voor ICT-basisvaardigheden uitgevoerd in mijn klas. Het was een vernieuwende opdracht voor mijn stageklas, omdat ze nog niet zoveel met het programma Minecraft hebben gewerkt binnen school. De resultaten waren erg mooi en het onderzoek heeft zeker aanleiding tot het geven van mijn les geboden. Ik ben erg enthousiast geraakt tijdens het onderzoek en heb dan ook veel zin in de les die ik ga geven.

Persoonlijke ontwikkeling

Op persoonlijk vlak heb ik mij erg ontwikkeld bij dit onderzoek. Ik ben meer te weten gekomen over de verschillende zijdes van een tekenles, en waar je de 21st Century Skills voor kunt gebruiken. Dit ga ik later zeker allemaal toepassen binnen mijn lessen.

Bibliografie

Kay, K. (2011, augustus 30). The Seven Steps to Becoming a 21st Century School or District. Opgeroepen op april 19, 2018, van Edutopia: https://www.edutopia.org/blog/21st-century-leadership-overview-ken-kay